De archeoloog:
Terra Sigilatta kom
Voordat de Romeinen naar ons land kwamen, leefden de mensen hier voor een groot deel zelfvoorzienend. Ze maakten de meeste dingen zelf die ze nodig hadden. Bijvoorbeeld potten om in te koken en servies om van te eten. Ze maakten dat aardewerk met de hand, van rollen klei die ze aan elkaar kneedden.
Het Romeinse leger bracht een nieuwe uitvinding mee: de pottenbakkersschijf. In Frankrijk, België en Duitsland ontstonden grote pottenbakkersateliers. Hier werkten professionele pottenbakkers die aardewerk maakten voor de export. Mooi servies, zoals de rode, glimmende terra sigillata, zwart geverfde waar en gladde witte kruiken. Kookpotten en wrijfschalen van ruwere klei. Dit import-aardewerk is bij opgravingen goed herkenbaar en het komt zelfs voor in Noord-Nederland, buiten het Romeinse rijk.
Het meest typische Romeinse aardewerk was de rode, glimmende terra sigillata. Dit was het deftige servies van de Romeinen. Oorspronkelijk werd het in Italië gemaakt, vanaf de 1e eeuw na Chr. ook in Zuid-Frankrijk. In de 2e eeuw ontstonden er grote pottenbakkerijen in Noord-Frankrijk en Duitsland, bijna op industriële schaal. In ons land werd het niet gemaakt, maar wel in grote hoeveelheden geïmporteerd. Niet alleen de militairen maakten gebruik van dit `moderne’ aardewerk. Steeds meer werden ook de tafels van burgers en boeren getooid met Romeinse borden, schalen en bekers.
Terra sigillata is vaak versierd met patronen en voorstellingen in reliëf. De kommen, schalen en bekers werden gemaakt in vormschotels, een soort mallen. Met stempels waren daar aan de binnenkant de versieringen in gedrukt. Als de pottenbakker dan klei in de mal deed, ontstond de versiering op de buitenkant van de terra sigillata. Zo konden de pottenbakkers vrij eenvoudig flinke hoeveelheden van dezelfde vormen en versieringen produceren.