De archeoloog:
Romeins schip
In 1912 zijn bij de aanleg van het Rijn-Schiekanaal vlakbij Matilo resten van een Romeins schip gevonden. De toenmalige directeur van het Rijksmuseum van Oudheden, Antonie Holwerda, kwam ernaar kijken, maar helaas waren ze te verteerd om te bewaren. Gelukkig zijn op andere plekken in ons land wel Romeinse schepen bewaard gebleven. In Zwammerdam, Woerden en Utrecht-De Meern hebben archeologen een aantal platbodems gevonden, echte handelsschepen. De lengte van deze zogenaamde Zwammerdamschepen varieert van 20 tot 35 meter en de datering van ca. 85 tot 205 na Christus. Deze schepen waren zeer geschikt om de ondiepe Rijnoevers te bereiken, maar niet geschikt voor de golfslag van de Noordzee.
Vanaf het midden van de tweede eeuw werden de houten forten verbouwd tot stenen forten. Daarvoor werd tufsteen aangevoerd uit de Eifel. Tufsteen is poreus vulkanisch gesteente. Het is relatief makkelijk te bewerken en te vervoeren. Ook timmerhout werd uit Duitsland aangevoerd, maar dat ging met vlotten. Daarnaast vervoerden de schippers wijn, olijfolie, vissaus, graan en dakpannen.
Het manoeuvreren met zo’n volgeladen schip was niet gemakkelijk. Aan de voorkant van het schip zat een mast met een vierkant zeil. Achteraan waren grote riemen om te sturen en soms enkele roeiplaatsen. Verder kon er geboomd worden en op sommige stukken wellicht gejaagd. Het moet een hele kunst zijn geweest om optimaal gebruik te maken van wind, stroming, getij en spierkracht. Ook veranderden de loop van de rivier en de ligging van de zandbanken van tijd tot tijd.
De bemanning verbleef doorgaans op het schip en hun wereld was de rivier met de havens. De meeste scheepslieden en havenarbeiders zullen elkaar wel gekend hebben. Net als de schippers en de handelaren. Het nieuws vanuit Rome en andere provincies zal zich vooral via de schepen verspreid hebben.