De archeoloog:
Kookpot
De Cananefaatse boeren, de mensen die hier al woonden voordat de Romeinen kwamen, leefden zelfvoorzienend. Zij maakten bijna alles zelf wat ze nodig hadden. Ook de potten waar ze eten in kookten, water in haalden en voorraden in bewaarden. Geld als betaalmiddel kenden ze nauwelijks, handel was voornamelijk ruilhandel.
Met de komst van het Romeinse leger veranderde het leven. Aan de ene kant moesten de boeren belasting gaan betalen. Aan de andere kant zorgde het leger ook voor meer bedrijvigheid en handel. Het fungeerde als afzetmarkt, opdrachtgever en werkgever voor de lokale bevolking. We zien dan ook dat bevolking groeit in de Romeinse tijd, dat er meer boerderijen komen en dat de boerderijen grotere stallen krijgen voor meer vee.
Veel boeren vestigden zich langs het kanaal van Corbulo. Handig, zo’n doorgaande vaarroute en weg voor de deur. Misschien hielpen de soldaten wel mee om het gebied te ontginnen, want de boeren leverden tenslotte voedsel aan het leger.
De boerderijen in onze streken specialiseerden zich vooral aan veeteelt. Ze leverden runderen voor vlees en leer en paarden voor de Romeinse ruiterij.
Toen fort Matilo in de 3e eeuw na Chr. werd verlaten, verdwenen ook veel van de boerderijen. Er was niemand meer om het kanaal te onderhouden, het gebied werd natter en minder aantrekkelijk voor landbouw en handel. Veel mensen trokken weg naar betere oorden.