De archeoloog:
Amfoor
In het Romeinse rijk werd uitgebreid gehandeld met van alles en nog wat: mooi aardewerk, dure parfums, olijfolie, wijn, graan, bouwmaterialen, gedroogde zuidvruchten, olijven en vissaus. In het hele Romeinse rijk werd hetzelfde geld gebruikt. Dat was makkelijk voor de handel, een beetje zoals nu met de euro in Europa.
Er waren uitgestrekte handelsroutes binnen en buiten het rijk, tot in India aan toe. Het meeste transport ging over water. Dat was sneller en goedkoper dan over land, ondanks de wegen die het Romeinse leger had aangelegd.
Schepen beladen met handelswaar voeren langs de Europese kusten en over de grote rivieren. Castellum Matilo lag zeer gunstig, op de kruising van de Rijn en het kanaal van Corbulo. Zeeschepen meerden aan in Zeeland. Bij Colijnsplaat en Domburg lagen overslaghavens. De lading werd overgeladen van kustvaarders naar binnenvaartschepen (de beroemde Zwammerdamschepen). Hier vervolgden de schippers hun weg naar het noorden via de havens van Goedereede en Forum Hadriani (Voorburg). Dat lag aan het kanaal van Corbulo op zo’n drie uur varen van Matilo. Zo konden de bewoners van het fort en het kampdorp beschikken over exotische producten, zoals mooi import-aardewerk en echt Romeinse ingrediënten voor hun maaltijden.
Amforen, zoals deze uit Matilo, dienden voor het vervoer van wijn, olijfolie, vissaus en andere etenswaren door het hele Romeinse rijk. Ze waren er in verschillende vormen, maar doorgaans hadden ze een puntbodem en twee handvaten. De vorm lijkt onhandig, maar was bij uitstek geschikt voor vervoer per schip. In het laadruim konden de amforen strak worden opgestapeld. En ook in gebruik was de vorm heel praktisch. Dankzij de handvaten en de punt waren amforen makkelijk te tillen en uit te schenken.